“In ons eerste gesprek vertel ik statushouders over de Wet inburgering en de brief die ze van DUO krijgen over de inburgeringsplicht. Die brief is belangrijk. Daarin staat tot welke datum ze de tijd hebben om in te burgeren en wat dat allemaal inhoudt. Ik leg het uit met een tolk erbij, zodat ze het goed begrijpen. Daarnaast vertel ik dat ze in de gemeente een participatieverklaring moeten ondertekenen en wat participatie is: meedoen in de samenleving, een netwerk opbouwen, Nederlands oefenen. Ik zeg ook: ‘Begin híér alvast met je inburgering. Alles wat je in het azc al doet, is mooi meegenomen en geeft je straks een voorsprong in de gemeente.”
Voorbereiding op inburgering
“Ik stimuleer statushouders om mee te doen aan het programma ‘Voorbereiding op Inburgering’ van het COA. Daarin krijgen ze lessen Nederlands als tweede taal en lessen Kennis van de Nederlandse Maatschappij. Deelname is vrijwillig, maar ik zeg altijd: ‘Je staat al op de lijst, binnenkort ontvang je de uitnodiging.’ Als ze niet komen, dan vraag ik waarom ze niet zijn geweest. De boodschap is altijd: we verwachten dat je meedoet. Als mensen echt niet kunnen, ze zitten bijvoorbeeld slecht in hun vel, dan kijk ik samen met de docent of ze een aangepast programma kunnen doen. Dan doen ze de opdrachten bijvoorbeeld zelfstandig en bespreken ze die daarna met de docent.”
Training VOORwerk
“Op dezelfde manier moedig ik statushouders aan om onze training VOORwerk te doen. Daarin bereiden zij zich voor op werk in Nederland. Ze ontwikkelen onder meer soft skills, zoals het opbouwen van een netwerk. Ik geef als casemanager feedback bij het laatste onderdeel: de pitch. Dat is een filmpje waarin zij zichzelf presenteren op de arbeidsmarkt. Na de training bespreek ik met de statushouders hoe ze gaan werken aan de doelen die zij in de VOORwerk training hebben gesteld. Bijvoorbeeld vrijwilligerswerk zoeken om werkervaring op te doen. Of leren om op tijd te komen, want dat is in Nederland belangrijk.”
Aan de slag
“Voor iedereen is het goed om vrijwilligerswerk te doen in of buiten het azc. In de gesprekken met bewoners leg ik uit dat het goed is voor je Nederlands, je netwerk en je werkervaring. Het is ook fijn om een dagstructuur te hebben, ergens je bed voor uit te moeten. Als ze aan de slag willen, ga ik voor ze op zoek. Ik heb bijvoorbeeld contact met organisaties voor groenvoorziening en sociaal werk in Oisterwijk. Regelmatig helpen bewoners in de wijk met de aanleg van groen. Of maken ze een wandeling met bejaarden. Ik bespreek ook met de organisaties hoe het gaat: komt de bewoner op tijd, toont hij initiatief? Daarna werk ik samen met de bewoner aan zijn leerpunten."
Digitaal klantprofiel
“Alle voorinburgeringsactiviteiten die bewoners tijdens hun verblijf in het azc doen, zet ik in hun digitale klantprofiel. Dat profiel maak ik aan zodra een statushouder voor huisvesting is gekoppeld aan een gemeente. Het staat in het taakstellingvolgsysteem voor gemeenten en is bedoeld om informatie over statushouders te delen: opleiding en werkervaring in het land van herkomst, ambities, sociaal netwerk, gevolgde programma’s, vrijwilligerswerk. Ik zeg altijd tegen bewoners: het is jouw profiel. Laten we het goed vullen, zodat jij straks in de gemeente niet alles opnieuw hoeft te vertellen.”
Diplomawaardering
“De opleiding in het land van herkomst is ook altijd onderwerp van gesprek. Hoogopgeleiden geven vaak meteen aan dat ze universiteit hebben gedaan. Ik leg dan uit dat ze eenmalig hun diploma kunnen laten waarderen. Dan weten ze of die in Nederland geldig is of dat ze een extra opleiding moeten volgen. Verder attendeer ik ze op UAF, de stichting voor vluchtelingstudenten, en op voorlichtingsdagen van de universiteit. Bij laagopgeleiden ligt de focus in het azc meestal op Nederlands leren en vrijwilligerswerk. Je moet nu eenmaal eerst Nederlands of Engels spreken om een opleiding of leerwerktraject te kunnen doen.”
Begeleiding op maat
“Het is allemaal begeleiding op maat, wat ik als casemanager doe. Hoogopgeleiden die al een cv en netwerk hebben, zie ik soms maar één keer, die regelen alles zelf. Gemiddeld krijgen bewoners circa twaalf uur persoonlijke begeleiding, maar er zijn ook mensen die meer nodig hebben. In elk gesprek kijken we wat de volgende stap is en welke ondersteuning ze daarbij nodig hebben. Een mevrouw wilde laatst vrijwilligerswerk doen in het dorp, maar kon niet fietsen. Dan is leren fietsen de eerste stap. Een meneer wilde voetbaltrainer worden. Een fantastische participatiemogelijkheid, maar dan moet je wel de taal spreken. Dus voor hem was de volgende stap: eerst je Nederlands verbeteren.”
Kansrijke asielzoekers
“Ik heb niet alleen met statushouders gesprekken over voorinburgering, maar ook met asielzoekers met een grote kans op een verblijfsvergunning. Deze ‘kansrijke’ asielzoekers stimuleer ik om taallessen te volgen en vrijwilligerswerk te doen. Met mensen die terug moeten naar het land van herkomst of het land van de eerste asielaanvraag heb ik natuurlijk hele andere gesprekken. Daarin vertel ik eerlijk dat ze terug moeten en stimuleer ik zelfstandig vertrek. Het is belangrijk dat mensen snel weten hoe hun toekomst eruit ziet, of dat nou in Nederland is of daarbuiten. Dan kunnen zij zich daar samen met mij op voorbereiden.”
Persoonlijke aandacht
“Om bewoners goed te kunnen begeleiden, moet ik ‘zien’ wat er aan de andere kant van de tafel gebeurt. Ik kan het over inburgering hebben, maar als mensen in zak en as zitten, heeft dat weinig zin. Er moet ruimte voor zijn in hun hoofd. Mijn eerste vraag is daarom altijd: hoe gaat het met je? Vaak maken ze zich zorgen over achtergebleven familie. Dan hebben we het daar eerst over. En daarna kunnen we het misschien over inburgering hebben. Of in een volgend gesprek. Daarmee bespaar ik bewoners stress en mezelf frustratie. Natuurlijk moeten statushouders inburgeren, de taal leren, werken, maar het zijn ook gewoon mensen met hun eigen problemen.”
Overdracht gemeente
“Als een statushouder een huis krijgt, plan ik altijd een persoonlijk gesprek met de klantmanager van de gemeente. Ik benoem daarin dingen die niet in het klantprofiel staan, maar die wel belangrijk zijn. Bijvoorbeeld dat een mevrouw die analfabeet is, ook echt niet zelfredzaam is. Dat zij hulp nodig heeft en anders verzuipt in alle regels van de gemeente. Of dat een meneer met psychiatrische problemen in de gemeente een vaste contactpersoon nodig heeft, omdat hij anders in de war raakt. Het klantprofiel zelf geef ik altijd aan bewoners mee als zij weggaan. Dat is een soort afsluitmomentje, waarbij ik ze veel succes wens in de gemeente. Ik hoop dat het klantprofiel gemeenten helpt om onze bewoners meteen gericht bij hun inburgering te begeleiden.”
Dit verhaal is eerder gepubliceerd in VreemdelingenVisie september 2020.