Emir vluchtte drie jaar geleden alleen naar Nederland. Na zijn start in een azc, woont hij nu in een pleeggezin. Emir studeert aan het ROC Mondriaan in Den Haag en volgde een stage bij de stichting die is opgericht door zijn pleegmoeder Jorien Meerdink. Zij startte in 1989 met Stichting WESP, met als doel jongeren in de jeugdzorg een stem geven. Via zijn stage bij de stichting kwam Emir in contact met jongeren uit de jeugdzorg. Zo ontstond het idee om jonge vluchtelingen en jongeren uit de jeugdzorg met elkaar in contact te brengen.
Jongeren uit de jeugdzorg en jonge vluchtelingen hebben veel gemeen
Jorien: “Jongeren uit de jeugdzorg en jonge vluchtelingen weten hoe het is om op te groeien zonder steun van ouders. Emir wilde hen bij elkaar brengen. Dus organiseerden we vanuit WESP tien bijeenkomsten, in het kader van het project ‘Samen aan tafel’.”
Emir licht toe: “Veel jonge azc-bewoners voelen zich geïsoleerd. Ze spreken geen Nederlands en volgen nog geen opleiding. Nederlandse jongeren uit de jeugdzorg missen vaak de warmte van koken met elkaar, de gezelligheid. Onze overeenkomst is dat we familie missen.”
Benne Holwerda, destijds als manager amv vanuit het COA betrokken bij de begeleiding van jonge alleenstaande vluchtelingen in azc Delft: “In dit project krijgen jongeren inzicht in elkaars situatie; dat verbreedt hun horizon. Daarom vond ik het belangrijk dat onze jongeren mee konden doen.”
Koken en interviewen
Afgelopen voorjaar verzamelden 17 tweedejaars Leidse mbo-studenten Social Work en 17 jonge vluchtelingen uit het azc in Delft zich op mboRijnland in Leiden voor het project ‘Samen aan tafel’. De mbo’ers hadden gerechten gemaakt uit de thuislanden van de vluchtelingenjongeren.
Voorafgaand aan het eten interviewden de jongeren elkaar. Zij kregen hierbij professionele begeleiding van jonge ervaringsdeskundigen van stichting WESP. Het thema was: leven zonder steun van je ouders. “Veel mbo-jongeren komen uit de jeugdzorg”, zegt Jorien. “Anderen krijgen er nog mee te maken door hun studie.”
Uit huis geplaatst
Mona en Emir werden door de groep geïnterviewd. Een jonge voormalige azc-bewoner vertaalde. Jorien: “Mona werkt bij WESP en is op haar tweede uit huis geplaatst door Jeugdzorg. De nieuwkomers konden moeilijk begrijpen dat je als Nederlander niet bij je ouders woont. Iets wat zij juist zo graag willen. De een na de ander had dan ook een vraag aan Mona.
Tijdens het interview met Emir vertelde hij dat hij in de eerste periode in Nederland een einde aan zijn leven wilde maken. Daar waren de jongeren ontdaan over. Want hij zat daar in volle glorie, en het gaat goed met hem. Dat kan dus; ook als je zo ontzettend eenzaam en depressief bent geweest.”
Studenten met hoofddoekjes
Jorien pleit ervoor om “dingen te laten gebeuren”. Jongeren krijgen in haar programma’s dan ook het vertrouwen en de verantwoordelijkheid om zoveel mogelijk zelf te doen. Dat leidt vaak tot positieve verrassingen: “Mona wilde niet geïnterviewd worden in de drukke aula waar de bijeenkomst was gepland. Daarom namen de mbo-studenten ons allemaal mee naar een lokaal ergens in het gebouw, met als gevolg een ongeplande rondleiding door de school.
De azc-jongeren zagen vervolgens studenten uit hun thuisland rondlopen en studenten met hoofddoekjes en bidkleedjes. Zij realiseerden zich: als wij snel Nederlands leren, kunnen wij hier straks ook studeren. Twee weken later kwamen de studenten naar het azc in Delft om Nederlandse les te geven. Een mooie bijvangst.”
Geen dure kleding
Over wat de grootste winst was, hoeft Jorien geen moment na te denken: “De vluchtelingenjongeren zien leeftijdgenoten – die net als zij – ook niet met dure kleding rondlopen, in armoede leven, het moeilijk hebben, en misschien zelfs suïcidale gedachten hebben. In de Nederlandse cultuur praten jongeren daar makkelijker over. Voor de nieuwkomers is dat een eyeopener: ik ben niet alleen.”
Benne merkte dat ook: “Onze jonge bewoners hebben soms het idee dat in Nederland alles kan en lukt. Dit project laat ze de realiteit zien; namelijk dat het in Nederland ook niet vanzelf gaat en het geen paradijs is.”
Emirs advies voor het COA
Wat Emir het meest is bijgebleven van zijn aankomst in Nederland, is het gebrek aan activiteiten in het begin van zijn verblijf in het azc. Het COA zou dit wat hem betreft beter kunnen aanpakken: “Het allermoeilijkst was dat er geen afleiding was. Ik mocht uitrusten omdat ik uit de oorlog kwam. Maar ik zat alleen in mijn kamer. Niemand luisterde. Ik kreeg geen uitleg, ik ging niet naar school. Daar worden jongeren depressief van. We willen afleiding, sporten en meteen aan het werk of nieuwe dingen leren.”
Integratie en participatie
Volgens Jorien kunnen het COA en het mbo-onderwijs samen veel voor jonge nieuwkomers betekenen: “Juist wanneer ze net in Nederland zijn, voelen ze zich geïsoleerd. Als het COA en het mbo gaan samenwerken, maken jonge vluchtelingen in een vroeg stadium kennis met de maatschappij. En mbo’s creëren projecten en stageplekken voor hun studenten.”
Het programma hiervoor stelt Stichting WESP kosteloos beschikbaar. “Wij worden gefinancierd om programma’s te maken die daarna overdraagbaar zijn. Ik hoop dat het COA die overneemt en landelijk verspreidt. Het hoort bij integratie en participatie.”
Toekomst Emir
En Emir? Die wil in de toekomst zijn eigen restaurant openen. “Ik wil dan jongeren uitnodigen. Naast mijn studie heb ik een bijbaan in een restaurant om ervaring op te doen. Ik wil als ondernemer iets betekenen; mensen met weinig geld gratis eten geven, een praatje maken. Ik wil gewoon luisteren.”