In het naaiatelier van de Enschedese Stichting Sheltersuit klinkt Syrische muziek. Acht mensen zitten achter een ratelende naaimachine. Een mengelmoes van Syriërs, Eritreeërs, autochtonen, werklozen, mannen, vrouwen, ouderen en jongeren. Ze gebruiken stoffen in allerlei kleuren, allemaal restmaterialen. Gedoneerde Ten Cate-stof voor de buitenkant van de Sheltersuit, en Nomad-slaapzakstof voor de binnenkant. Naast een gezellig keukentje zingt een vogel vanuit zijn kooi. In het midden van het atelier zit Ali Habash.

Draadjes knippen

De Syrische Ali Habash (44) controleert de Sheltersuits en verwijdert draadjes. “In Syrië was ik kapper,” vertelt hij. “Ik had twee kapperszaken in Aleppo, twee huizen, twee auto’s. Op 9 maart 2017 kwam ik naar Nederland met mijn vrouw en vijf kinderen en begon helemaal opnieuw.” Hij is blij dat hij als vrijwilliger in deze werkervaringsplaats werkt. “In azc Winterswijk verveel ik me, zeker sinds mijn vrienden een eigen huis hebben in de stad. Ik wil wat te doen hebben en Nederlands leren praten.” Habash is statushouder en wacht op een eigen huis in ’t Harde. Drie dagen per week werkt hij in het atelier.

Vluchtelingen helpen

Sheltersuit werd eind 2014 opgericht, aanvankelijk waren daklozen de doelgroep. Initiatiefnemer is ontwerper Bas Timmer. Operational manager Youp Meek: “Bas had een vriend met een dakloze vader die overleed door de kou. Hij wilde iets doen. Zijn moeder bedacht ‘de warme jas en slaapzak in één’. In 2016 overleden er ook mensen in vluchtelingenkampen door de kou en begonnen we met Sheltersuit voor vluchtelingen.” Habash vertelt dat hij zelf gelukkig nooit een Sheltersuit nodig had. Hij zat een week in een Turks kamp en reisde meteen door naar Nederland. “Het is bijzonder dat ik vanuit dit atelier in Enschede andere vluchtelingen kan helpen.”

Professionele kleermakers

Bij Stichting Sheltersuit werken 75 mensen, waaronder vijftig statushouders. “Negen statushouders hebben sinds kort een betaalde baan bij ons, en de rest werkt hier als vrijwilliger,” vertelt Meek. “De meesten werkten hier al toen ze nog in een azc woonden. In 2014 zocht Wim te Vaarwerk van het COA contact met ons. Hij zei: ‘Er zitten veel mensen met naai-ervaring bij ons in de opvang’. Zo kwamen wij aan professionele kleermakers.” Kapper Habash is volgens Meek een uitzondering. Lachend: “Hij zat drie maanden geleden opeens in de taxi die bewoners van het azc naar het atelier brengt. Ali is een vrolijke man, en erg gemotiveerd om het vak te leren.”

Nederlandse les

Sheltersuit is meer dan een naaiatelier waar mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt werkervaring kunnen opdoen. Meek: “De statushouders krijgen hier Nederlandse les van gepensioneerde NT2-docenten. Voor Shasho, onze productieleider en analfabeet, regelden we een gesponsorde opleiding zodat hij leerde lezen en schrijven. We helpen statushouders met het regelen van zaken bij instanties als de gemeente. Afgelopen weekend heb ik nog iemand helpen verhuizen. We doen elke maand iets leuks met z’n allen, zoals bowlen of zwemmen. Vorige zomer hebben ze eerst een zwembroek genaaid en zijn daarna in een meer gedoken.”

Samen koken

Habash vindt de sfeer in het atelier prettig. “Er is altijd ruimte voor een praatje tussendoor. Tussen de middag koken en eten we altijd samen.” Die informele sfeer draagt volgens Meek bij aan het welzijn van de medewerkers én de productie. “Afgelopen winter hebben we voor vluchtelingenkinderen op Lesbos 1.100 Sheltersuits gemaakt, zo’n drie per dag. Onze medewerkers waren enorm gedreven en wilden zelf graag extra werken, zodat we ruim duizend kinderen een Sheltersuit konden geven. We werken nu aan meer dan 4.000 Sheltersuits voor de komende winter.”

Dit verhaal is eerder gepubliceerd in VreemdelingenVisie april 2018.