Burgemeester

“Ik ben opgegroeid in Dashtak, een klein dorp in Afghanistan. Daar woonde ik met mijn ouders en twee broertjes. Ik ging naar school, naar de moskee en had goede vrienden. Het was altijd gezellig, ik kende daar geen stress. Mijn vader was de burgemeester van het dorp en zei vaak dat ik de politiek in moest gaan. Zelf had ik toen nog geen idee wat ik later wilde worden.”

Taliban

“Mijn vader bezat een groot stuk grond. Buitenlandse militairen mochten die grond van hem gebruiken. Daar waren de Taliban niet blij mee. Op een dag was ik in de moskee en zei iemand: ‘Je moet hier zo snel mogelijk weg!’ De Taliban hadden de militairen en mijn ouders om het leven gebracht. Ze waren ook op zoek naar mij. Ik ging naar mijn oom en tante in de stad. Mijn oom regelde alles voor mijn vlucht naar Nederland.”   

Diepvriesmaaltijd

“Geen idee door welke landen ik ben gereisd. Ik was zestien en wist niet wat me overkwam. Het was een hele tocht en ik was blij toen ik aankwam in Ter Apel. Het COA-personeel was vriendelijk tegen me en probeerde me op mijn gemak te stellen. Maar de eerste tijd vond ik lastig. In Afghanistan was ik een vrije jongen. In Ter Apel moest ik voor alles een formulier invullen en in de rij staan. Ik kreeg diepvriesmaaltijden. Die had ik nog nooit gezien!”

Pleegmoeder

“Gelukkig verhuisde ik vrij snel naar een kleine wooneenheid van Nidos. Daar woonde ik met drie andere jongens. In die tijd ging ik naar de internationale schakelklas. Een Turkse vrouw was onze mentor en begeleidde ons bij het leven hier. Zij is als een pleegmoeder voor mij en ik heb nog steeds contact met haar. Op mijn achttiende had ik geen recht op opvang meer. Twee dagen voordat ik weg moest, belde mijn advocaat: ‘We gaan in hoger beroep en je mag naar een azc.’”

Lawaai

“In het azc deel ik een unit met zeven andere mannen. Ik heb een eigen kamer. We hebben een gezamenlijke keuken, douche en wc. Ik heb de afgelopen jaren verschillende huisgenoten gehad. En genoeg problemen met mensen die niet schoonmaakten, de hele nacht lawaai maakten, alcohol en drugs gebruikten. Dat was lastig. Ik zat op het mbo en wilde elke avond op tijd slapen. Een keer lag ik tot zes uur wakker en moest ik ’s ochtends vroeg examen doen.”  

Defensie

“Eigenlijk wilde ik een opleiding doen bij Defensie en militair worden. Dat kon niet, omdat ik geen verblijfsvergunning had. Daarom koos ik voor de mbo-opleiding Beveiliger. Ook op die opleiding werd ik niet meteen toegelaten. Ik heb echt moeten aandringen. Een van de docenten zag dat ik gemotiveerd was. Hij stuurde een brief naar de politie: ‘Deze jongen doet zijn best hier!’ Daarna kreeg ik een grijze pas, daarmee kun je stage lopen bij beveiligingsbedrijven.”

Goede pad

“Ik heb regelmatig een gesprek met mijn casemanager MaryAnn. Al die jaren had ik geen verblijfsvergunning, maar zij zei steeds: ‘Je doet het goed, je bent goed bezig met je studie!’ Zij bevestigde dat ik op het goede pad zat. Het is prettig om af en toe met iemand te sparren en uitleg te krijgen over hoe het in Nederland werkt.

Programmabegeleider Martijn hielp me bij het regelen van allerlei praktische zaken voor mijn studie. Ik moest een vergoeding aanvragen voor het lesgeld en de reiskosten. Verder had ik natuurlijk schoolboeken nodig en een beveiligersuniform voor mijn stage.”

Nederlands

“In het azc kon ik ook taallessen volgen, maar die had ik niet nodig. Ik had op school het vak Nederlands. Maar ik heb de taal vooral geleerd door met mensen te praten. In Amsterdam wonen 180 nationaliteiten, dus ik heb hier veel verschillende vrienden. Tijdens gesprekken schreef ik woorden op die ik niet kende, en later zocht ik de betekenis op. Mijn vrienden moesten daar vaak om lachen.”

Twee papiertjes

“Een vriend vroeg mij dit jaar om mee te gaan naar Frankrijk, om daar asiel aan te vragen. Zonder verblijfsvergunning had ik hier geen toekomst. Ik had jaren gestudeerd, maar mocht hier niet werken. Ik zei: ‘Wacht nog even, op 13 september krijg ik mijn diploma.’ Het wonderlijke was dat ik die dag mijn diploma én verblijfsvergunning kreeg. Binnen twee minuten had ik twee papiertjes!

Ik werk nu als zzp’er en doe opdrachten via Securitas. Meestal werk ik bij bedrijven in Amsterdam of op Schiphol. Laatst heb ik ook in Leiden op een groot festival gewerkt.”

Broertjes

“Het gaat best goed met me. Ik mis wel mijn twee broertjes. Vlak voor mijn vlucht gingen we met z’n drieën naar mijn oom en tante. Zij zijn in Afghanistan gebleven. Ik heb met hulp van het Rode Kruis naar ze gezocht, maar weet nog steeds niet waar ze zijn. Toen ik zestien was, had ik nog geen telefoon. Zonder telefoonnummers is het moeilijk om familie terug te vinden.”

Droom

“Ik wacht nog op een eigen woonruimte in Amsterdam. Misschien ga ik verder studeren, maar eerst ga ik hard werken, zodat ik straks mijn kamer leuk kan inrichten. Het is nog steeds mijn droom om bij Defensie te werken. Ik wil graag bijdragen aan veiligheid in andere landen. Misschien kan ik als ooit als militair naar het buitenland om mensen te helpen. Of misschien ga ik als beveiliger in Afghanistan werken. Je weet maar nooit!”