In 2019 voerden medewerkers van het COA daartoe met 6.585 vergunninghouders zogenoemde screeningsgesprekken. Die gesprekken zijn bedoeld om informatie te krijgen over opleiding, werkervaring, ambities en sociaal netwerk van de vluchteling. “Deze activiteiten van het COA zijn inmiddels een volwassen pijler binnen de organisatie geworden. De cijfers laten een mooie stijgende lijn zien, die past bij het belang dat we hieraan hechten”, aldus COA-bestuurslid Joeri Kapteijns. In 2018 bedroeg het aantal screeningsgesprekken nog 2.581. Ook de deelname van inburgeringsplichtige vergunninghouders aan het programma ‘Voorbereiding op inburgering’ steeg in 2019 naar 72%. Het COA maakt dit vandaag bekend bij de publicatie van zijn jaarverslag 2019.

  • Statushouder schrijft op whiteboard tijdens les Kennis van de Nederlandse Maatschappij
    Lessen Kennis van de Nederlandse Maatschappij © Rick Keus

 In opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) biedt het COA het programma ‘Voorbereiding op inburgering’ (kortweg voorinburgering) aan om vergunninghouders voor te bereiden op het wonen en leven in de gemeente. Als bewoners een verblijfsvergunning krijgen, begint de voorinburgering. Docenten ‘Nederlands als tweede Taal’ (NT2-docenten) van het COA werken eraan om de Nederlandse taal van vergunninghouders op tenminste A1min-niveau te brengen. Ook worden trainingen gegeven met basale informatie en kennis over de Nederlandse maatschappij (inclusief de Nederlandse arbeidsmarkt) en casemanagers van het COA verzorgen individuele begeleiding.

Van de 6.348 nieuwe inburgeringsplichtige vergunninghouders in 2019 startte 72% (4.569) met het programma. De belangrijkste redenen voor een vergunninghouder om af te zien van deelname aan het programma zijn medische of psychosociale belemmeringen, niet of nauwelijks aanwezig zijn in een azc (bij gebruikmaking van bijvoorbeeld de logeerregeling) of het volgen van een andere opleiding.

Klantprofielen

In 2019 zijn er voor 5.245 unieke vergunninghouders klantprofielen door het COA overgedragen aan gemeenten, de zogeheten warme overdracht. Dit is 87% van de totale doelgroep. Het klantprofiel heeft als doel om de verzamelde informatie, inclusief activiteiten tijdens de opvang, van vergunninghouders door te geven aan de gekoppelde gemeente. Zo kan de gemeente in een vroeg stadium bijvoorbeeld trajecten voor de vergunninghouder inzetten, gericht op het vinden van (vrijwilligers)werk of een opleiding. Ook stimuleert het COA bewoners - vergunninghouders én asielzoekers - om al tijdens het verblijf in de opvang te werken of vrijwilligerswerk te doen of te studeren. In 2019 geldt dat dit voor 62% van de doelgroep in gang is gezet.

Eerder werk maken van integratie en participatie

Tijdens de hoge instroom van asielzoekers in 2015/2016 is er breed maatschappelijk draagvlak ontstaan om eerder werk te maken van de integratie en participatie van vluchtelingen. Het COA kreeg vanaf 2017 de opdracht van het ministerie van SZW om werkzaamheden te ontwikkelen voor een vroege integratie en participatie. 

Capaciteit

In het jaarverslag besteedt het COA verder uitgebreid aandacht aan de groei van de opvangcapaciteit en de samenwerking met gemeenten bij het realiseren van nieuwe opvanglocaties. Vanaf de zomer van 2019 steeg de bezetting sterker dan verwacht. Op basis van bijgestelde prognoses van het ministerie van Justitie en Veiligheid heeft het COA in 2019 de prognosebezetting twee keer herijkt. Eind 2019 kwam de bezetting op COA-locaties uit op afgerond 27.000 bewoners. De verwachting is dat de stijging van de bezetting aanhoudt tot medio 2021, waarbij tevens een aantal bestuursovereenkomsten afloopt.

Om dit goed te organiseren is samenwerking met vele partijen nodig: Bestuursvoorzitter Milo Schoenmaker: “Dat samenwerking voor het COA en voor ons als bestuur een speerpunt is, leest u ook terug in dit jaarverslag. Samenwerking met onze ketenpartners, maar ook met gemeenten. Ook in 2019 bleek dit weer zo, toen het tekort aan opvangcapaciteit steeds verder toenam. Gemeenten waar wij al zaten, soms vele jaren, toonden bereidheid om uitbreidingen mogelijk te maken, zoals in Hardenberg en Overloon.”