Gemiddeld wordt circa 3% van de bedden in azc’s bezet door asielzoekers uit veilige landen die in afwachting zijn van hun proces. In 2023 zaten er er tot en met juni bijna 2.000 asielzoekers op enige moment in de asielopvang. Hiervan zijn er ruim 1.100 weer vertrokken. Van hen komt het grootste deel uit Marokko, Tunesië en Georgië.

De asielprocedure voor mensen uit veilige landen wordt met voorrang behandeld en is korter dan die voor asielzoekers uit onveilige landen. In 2022 kwamen er 1.000 van dit soort aanvragen. In deze korte procedure volgt meestal binnen enkele weken een afwijzing. Een asielzoeker mag hiertegen in beroep gaan, maar als dat ook – meestal binnen een paar weken – afgewezen wordt, moet hij in principe binnen vier weken Nederland verlaten. Het recht op opvang bij het COA eindigt. Een afgewezen asielzoeker krijgt een inreisverbod van 2 jaar voor Nederland en de hele Europese Unie. Gemiddeld werd de afgelopen jaren 98% van deze asielaanvragen (spoor 2) afgewezen. 2% krijgt wel asiel vanwege politiek activisme, kritische journalistieke werkzaamheden of omdat ze bij de LHBTQIA gemeenschap horen.

Uitgeprocedeerde asielzoekers hebben geen recht op asielopvang en verblijven dus niet in de reguliere opvang bij het COA. Als hun asielaanvraag wordt afgewezen, moeten zij de opvang verlaten. De Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) helpt deze mensen bij het organiseren van hun terugkeer naar het land van herkomst. Zij kunnen overgeplaatst worden naar een vrijheidsbeperkende locatie (vbl) om van daaruit te vertrekken. Er moet dan zicht zijn op terugkeer binnen 12 weken. Wie weigert te vertrekken, kan gedwongen worden uitgezet, mits het land van herkomst daaraan meewerkt. Als een land niet meewerkt probeert Nederland daar goede afspraken over te maken. Lukt dat niet, dan is het onmogelijk om asielzoekers uit dat land op het vliegtuig te zetten. In alle gevallen geldt dat ze de opvang moeten verlaten.